5 Oktober 2018

Afgelopen week de knoop doorgehakt. Niet meer terug naar de stek waar ik deze zomer heb gevist, maar een nieuwe stek zoeken waar de vissen in het najaar wat langer blijven hangen. Maar waar zal ik dan gaan vissen? Ik heb een aantal opties en wil ook nog een kans maken op mooie vissen. Ik besluit uiteindelijk om een boezemwater nabij Leeuwarden eens te inspecteren. Als ik op een avond daar een rondje heb gemaakt en tot mijn verbazing geen karpervissers aantref (terwijl het toch een bekend water is), besluit ik dat het hier maar moet gebeuren. Ik voer dit keer 5 kilo boilies in een mix van LC en RRF in de maten 16 en 20 millimeter. Uiteraard worden de bollen nog even flinke gedipt in de Graveyard soak. Het spul stinkt werkelijk een uur in de wind en je gaat bijna over je nek als je het ruikt.

De dag erop volgend sla ik over. Ik weet niet hoeveel karpers op de stek rondhuizen en ik wil even aftasten of ik voldoende of teveel heb gevoerd. 48 Uren is ruim genoeg om de bollen weg te vreten, ook al is er teveel gevoerd. De derde dag voer ik wel weer, zij het maar 3,5 kilo bollen. De gekookte maïs laat ik even voor wat het is. Ik verwacht dat de brasempopulatie hier wat minder actief is dan op de oude stek.

Afgelopen week was het niet echt lekker weer. Overdag haalde het kwik amper de 16 graden en ’s nachts was het knap fris en nevelig. Al met al niet echt gunstig. Echter vandaag is het prachtig weer en in de middag haalt het kwik zelfs de 20 graden. Als ik de karperboot vollaad met spullen, heb ik al gauw het voorhoofd vol met zweetdruppels te staan. Maar het is allemaal voor het goede doel. Niet veel later kan ik de trailer aan de auto koppelen en naar de trailerhelling rijden. Daar is het heel rustig. Tien minuten later ligt de boot in het water en kan ik naar de stek varen. Drie kwartier later ben ik er en kan de boot aan de steekstokken vastleggen. Net tegen half vijf liggen de hengels in een waaiervorm verspreid over het water.

Ik heb de linker hengel links voor een boom en rietkraag te liggen. De middelste hengel lig recht vooruit ‘ergens’ in het midden. En de rechter ligt rechts voor een biezen rietkraag. Ik voer niet veel rond het haakaas, maar wel verspreid. Ik ben dan ook heel benieuwd of het wat wordt. Ik besluit na een half uurtje dat ik ook een handje bollen heel verspreid over het water moet voeren om de vissen op het spoor te zetten. De soak is heel erg qua lucht, maar de karpers zijn er gek op dus daarom wil ik dat met de trek in het water, de signalering wordt vergroot.

Het is net 6 uur geweest of ik krijg een straktrekker op de middelste hengel. Ik ben er snel bij en haak meteen de eerste karper van de dag. Die komt rustig mee als ik de druk opvoer. En dan is het plotseling over en is de Wide Gape maat 6 uit de bek geschoten. Hoewel ik weet dat het van tijd tot tijd kan gebeuren, betekent dat niet dat ik daar blij van wordt. Ik vervang dan ook de onderlijn en slinger het hele zaakje daarna weer naar de plek waar de aanbeet vandaan kwam.

Binnen twintig minuten is het weer raak. Dit keer de linker hengel. De karper zet flink aan en trekt lijn van de spoel. De slip tikt naar hartenlust. Hengel in een hoepel en proberen een beetje in te schatten waar de karper zich bevindt. En dan is het weer plotseling over. Dit keer de Kurv Shank maat 4 die de houvast is verloren. Wordt dit zo’n sessie dat de karpers massaal op het voer zitten maar dat de haken me om de oren vliegen? Ik mag hopen van niet. Inspectie van de onderlijn leert me niets, maar ik begin te twijfelen of de lengte van de onderlijnen niet aan de te korte kant zijn. Anderzijds wil ik niet meteen conclusies trekken en allerlei aanpassingen doorvoeren. Er is ook nog zo iets als pech. Ik neem mij voor dat als nummer 3 ook van de haak glipt dat ik dan drastische maatregelen moet gaan treffen.

IMG_2952

IMG_2946

IMG_2942

Tussen half tien en half elf ga ik in de herkansing. Ik vang op zowel de linker als de middelste hengel 3 karpers. Allen zijn schubkarpers tussen de 65 en 72 centimeter en tussen de 9 pond en 4 ons en 16 pond en 3 ons. Allemaal goed gehaakt. Dat wil zeggen, in de bek goed vast maar de positie van inhaking verschilt nogal. Het is iets dat ik even moet gaan monitoren. Trouwens, voorafgaand aan de aanbeten, zag ik erg veel activiteit van vis aan de oppervlakte en een stuk verderop buiten mijn zone zag ik twee karpers rollen. Ook her en der belletjes ten teken dat de vissen aan het azen waren. Dat zou ook verklaren waarom ik in zo’n korte tijd 3 aanbeten heb gekregen. Ik vermoed dat er nog veel meer karpers in mijn zone rondhuizen. Dat blijkt ook wel als net rond half twaalf een karper springt ter hoogte van mijn linker hengel. Aangezien het klinkt als een beste karper, mag die wat mij betreft zich wel even aan mijn haakje prikken. We gaan het zien de komende uren.

Net voor de klok van enen in de nacht is het weer raak. Een klein schubje van ongeveer een pond of negen is de veroorzaker van de commotie. Als ik de schub heb onthaakt en een paar foto’s wil maken, krijg ik een fluiter op de linker hengel. Aangezien die voor een overhangende boom ligt, is direct mijn aandacht nodig. Dus aanslaan en meteen de hengel inclusief mijzelf in de vechtmodus. Dat is ook nodig want er wordt een meter lijn van de spoel getrokken en de karper blijft ter hoogte van het obstakel. Dan de hengel wat krommer trekken en pompen. Dat werkt want de karper komt een paar meter mee en koerst daarna het wijd op. Dat geeft mij de mogelijkheid om de schub die nog in de weegzak ligt overboord te zetten. Direct daarna concentreer ik mij weer op de dril. Ik voel aan de druk dat er een beter exemplaar aan de haak hangt. Omdat het ondertussen potdicht met mist is geworden, kan ik niet goed zien waar de karper nu zwemt. Het inschatten wanneer de karper schep klaar is, lukt niet omdat ik amper een paar meter vooruit kan kijken. De hoofdlamp aanknippen maakt het zicht er niet beter op. Dat wordt dus gokken.

Na een minuut of drie voel ik de vis omhoog komen en de witte vlag hijsen. Voorzichtig trek ik die mijn richting uit en zie drie meter voor mij de kop boven water uitsteken.  Het is voor mij het sein en richtpunt om het schepnet te hanteren. Paar seconden later zit de karper in het net. Hoppa, die is binnen. Op de onthaakmat blijkt dat een plompe spiegel de sportieveling is die het materiaal heeft getest. Inspectie van de bek leert dat de haak net in de onderlip zit. Niet helemaal wat ik wil, maar het kan ermee door. Daarna natuurlijk meten en wegen. Het verdict is 84 centimeter en 24 pond en 2 ons. Ik besluit om de spiegel te zakken voor een paar goede foto’s in de ochtend. Aangezien ik ontevreden ben over het resultaat  met de ingebouwde flitser van de camera en geen externe flitser bij deze camera heb, is het alternatief niet anders dan de karper tijdelijk te ‘bewaren’.

IMG_2986

Als ik alles weer in stelling heb, krijg ik meteen een aanbeet op één van de andere hengels. Het blijkt een schubkarper te zijn van 76 centimeter en 18 pond exact. Even op de foto en terug het water in. Tegelijkertijd valt mij op dat met name de schubkarpers de boventoon voeren op dit deel van de boezem. Afgelopen maanden was dat toch echt wel anders op andere stekken. Ik begin me af te vragen hoe dat kan. Waarom zijn het de schubkarpers op deze stek die domineren? En waarom zijn het met name de kleinere exemplaren? Ik kan geen goede verklaring bedenken. Het enige wat zou kunnen is dat de dip die ik gebruik juist een grote aantrekkingskracht heeft op schubkarpers. Het spul stinkt werkelijk een uur in de wind. Ik heb al eens eerder in een blog geschreven dat de voorkeuren van spiegelkarpers en schubkarpers verschillen. Zou dat hier ook het geval zijn? Ik neem me voor de volgende sessie de proef op de som te nemen. Andere dip erop en eens kijken wat er dan gebeurd.

IMG_2950

Na de vangst krijg ik drie uurtjes de tijd om wat te slapen. Ik lig heerlijk in dromenland als rond half zes de middelste hengel meldt dat er een karper met het haakaas aan de haal is gegaan. Het blijkt een kleine schubkarper te zijn die de haak net achter de onderlip heeft laten prikken. Zonder de karper te meten of te wegen, zet ik de schub terug. Ik vermoed dat die een pond of 10 op de unster zou trekken. Daarna hengel in orde maken, inwerpen en wat bollen bijvoeren. Daarna rap de slaapzak weer in. Helaas vang ik daarna in ongeveer 2 uurtjes tijd 2 giebels van behoorlijk formaat. Aangezien ik niet op deze vissoort vis, onthaak ik ze in het water en laat ze direct weer zwemmen.

Als ik de spiegelkarper heb gefotografeerd in de opkomende zon en aan de eerste kop koffie met krentenbol van de dag zit, krijg ik een fluiter op de middelste hengel. Ook nu weer een torpedoschub die het haasje is. Na een minuut of drie ligt die ook op de onthaakmat en blijkt ie 75 centimeter lang en 16 pond en 3 ons zwaar. Zelfde ritueel en terugzetten. Het blijkt tevens de laatste aanbeet van de sessie.

IMG_2975

Flink aantal aanbeten waarvan de eerste twee lossers. Vastgehouden aan de onderlijnmontage en de 10 eerstvolgende aanbeten leverden wel vis op de mat op. Alhoewel allemaal niet perfect gehaakt, zaten de haken wel stevig in het vlees. Opvallend is ook dat de middelste en linker hengel de aanbeten genereerden. De rechter bleef angstvallig stil. Daar viste ik met een snowman montage. In het voorjaar ook veel toegepast en leverde altijd aanbeten op. Deze sessie niet. Ik kan geen reden bedenken waarom niet. In het verlengde van deze hengel zag ik in de avond veelvuldig karper rollen en springen. Dus die waren echt wel in de buurt. Soms lopen de dingen zoals ze zijn. De volgende keer kan het juist weer andersom zijn.

Op alle drie de hengels viste ik met de Luc zijn onderlijnmontage. Wie wil weten hoe die eruit ziet, moet maar eens de artikelen van zijn hand lezen in de recente uitgaven van De Karperwereld. Dan weet je wat het onderscheid maakt. Ik vis daarom bijna niet meer met vastloodsystemen. Zeker op wateren waar de karpers de klappen van de zweep kennen, is deze montage kansrijker dan de klassieke systemen. Heel spannend is het niet maar wel verdomd effectief.

Ander punt wat belangrijk is, zijn de lengtes van de ‘haren’. Anders gezegd, de ruimte tussen de haakbocht en de bovenkant van de boilie mag best wel ruim zijn. De Engelsen zijn gek op de bol zo dicht mogelijk tegen de haak, terwijl ik – en met mij veel anderen – juist meer speelruimte willen tussen haakbocht en boilie. Het zorgt ervoor dat de haak ruimte krijgt om te draaien zodra de onderlijn strak wordt getrokken. En daarbij ook nog het gewicht van de boilie daarin meegenomen, zorgt dat de inhaling net achter of zelfs in de onderlip veel beter is. O ja, de ‘haar’ moet ook nog zo dun en soepel mogelijk zijn. Terug naar de jaren tachtig van de vorige eeuw? Nee, maar het lijkt er wel een beetje op. Afijn, zonder al te veel in de analyseermodus te geraken, blijft er genoeg om over na te denken. Volgende sessie maar weer verder kijken.