4 April 2014

Gisteren na afloop van de vissessie nog een kilootje boilies gevoerd. Of de karpers al weggetrokken zijn of op een ander deel van dit water rondhuizen, treatment zal nog moeten blijken. Deze middag ben ik gelukkig op tijd klaar met mijn werk. Met een voldaan gevoel vertrek ik op tijd naar de stek. De wind is vandaag gedraaid naar het westen en er staat een klein kabbeltje over het water. De watertemperatuur is weer wat gestegen naar 13,9 graden, een graadje meer dan gisteren.

SONY DSC

Zonder oponthoud kom ik op de stek aan. Het vastleggen aan de steekstokken begint zo langzamerhand een routinematige handeling te worden. En niet veel later heb ik de drie hengels verspreid te liggen met een kilootje voer erover heen. Even voor de beeldvorming: ik vis in een waaiervorm in een sector van honderd bij vijftig meter. In dit gebied van 5000 vierkante meter vis ik dus. Dan is een kilo boilies niet zo heel veel. Wat ik wil bereiken is dat de vis tegen de knikkers aanloopt en al vretend verder zwemt. Her en der ligt wat en als het goed is, zal de karper uiteindelijk tegen de lamp lopen. Oké, in theorie klinkt het allemaal prachtig. Tot nu toe lijkt het in de praktijk ook te werken. Alleen is de vraag of ik alle vretende vissen ook daadwerkelijk heb gehaakt. Zijn er karpers al vretend door de voerplek gegaan en hebben mijn haakaas geweigerd? Of hebben ze mijn haakaas uitgespuwd? Ik heb werkelijk geen enkel idee. Met de wetenschap uit de Korda Onderwater DVD’s zou je kunnen concluderen dat ik weldegelijk vissen niet zal haken. Is dat dan een ramp? Nou nee. Dat hoort nu eenmaal bij vissen. Maar het streven naar perfectie mag natuurlijk wel. Wat aanrommelen met de manier van voeren, lengte haar, lengte onderlijn, type onderlijn, type haak; het zijn allemaal factoren van belang die ervoor zorgen of je gaat vangen of niet. Is goed goed genoeg? Dat hangt van je instelling af. Hoe hoog wil je de lat leggen en wat heb je ervoor over? Het antwoord zal per karpervisser verschillen. En wat te denken van de factor geluk en vertrouwen?

Hoewel sommige schrijvers en commerciële boys in de bladen ons willen doen geloven dat hun producten of zienswijzen de factor geluk en onze eigen tekortkomingen te reduceren zijn, is dat natuurlijk een prachtig gegeven, maar zegt uiteindelijk niets. Enige wat ze zullen bereiken is dat de karpervisser die deze producten gaat gebruiken de factor zelfvertrouwen opvijzelt. Maar o wee als er geen aanbeten komen. Of losschieters. Dan is Leiden in last. Het feit dat de eurootjes al uitgegeven zijn aan deze producten, is het doel van de schrijver of commerciële mannen al bereikt. Dus komt het uiteindelijk op de vaardigheden van de karpervisser zelf aan om de factor geluk te minimaliseren en daarbij op het eigen kunnen te vertrouwen. Daar schuilt overigens wel weer een gevaar in. Omdat je daardoor waarschijnlijk niet openstaat voor vernieuwingen, kun je door vast te houden aan je eigen manier van karpervissen blind zijn voor verbeteringen. Je zult dus scherp moeten blijven en niet standaard met oogkleppen op te blijven vissen. Klinkt hier natuurlijk logisch. Ik moet uiteraard zelf ook ervoor waken niet met oogkleppen op te blijven vissen…

Voor zessen heb ik de warme hap al naar binnen gewerkt. Als ik de koekenpan in het water schoonspoel, zie ik miljoenen kleine speldenkopjes voorbij zwemmen. Ik kan het niet laten en schep er een paar op. Tot mijn verbazing blijken het allemaal jonge snoekjes te zijn. Waarschijnlijk amper een dag oud want ik zie de dooierzak nog onder aan de buik hangen. Prachtig om te zien! Nu snap ik ook waarom de baarsjes in de rieten vol overgave aan het jagen zijn.

SONY DSCIk voel me moe en besluit even in de slaapzak te gaan liggen. Rust pakken als het kan, heb ik in het verleden geleerd. Dus snurk ik even later twee uurtjes weg. Ik lig nog even bij te komen als ik een zakker op de linker hengel krijg. Sloffen aan en de hengel achterover. Deze wordt onmiddellijk weer teruggetrokken en de slip kan meteen aan de bak. Ha, da’s lekker. Een karper die er zin in heeft. Met moeite krijg ik de vis richting de boot en moet ik even later alle zeilen bijzetten om te voorkomen dat die de rieten in duikt of een rondje om de steekstokken zwemt. De tweeponder staat regelmatig in een flinke curve en de slip laat zich af en toe ook horen. Ik vind het allemaal prima. De stijging van de watertemperatuur en de regenbui van afgelopen ochtend zorgt er blijkbaar voor dat het met de conditie van deze karper wel goed zit want ik kan ‘m met geen mogelijkheid in het net krijgen. Elke keer dat het er op lijkt dat ie zover is, knijpt de karper er weer tussenuit. Ik heb al gezien dat het om een spiegel gaat. Geen grote welleswaar, maar eentje die respect verdiend vanwege het tegenstribbelen. Na negen (!) minuten heb ik de spiegel eindelijk op de mat te liggen. Een plaatje en prachtig beschubd. Het meten en wegen levert op dat de spiegel 71 centimeter is en 15 pond 1 ons. Uiteraard maak ik een paar foto’s van de vis. Bewonder nog even het uiterlijk en zet hem respectvol terug.

Ik geniet daarna nog een uurtje na van de vangst. Grote karpers vangen is natuurlijk heel erg leuk, maar dit soort vissen als deze spiegel kunnen mij erg bekoren. En als alles meezit, wordt deze spiegel ook eens een keer van het formaat die de unster doet kreunen. Althans dat hoop je dan. De toekomst zal dat uit moeten wijzen. En daarnaast, er moet ook nog wat overblijven om over te dromen. Stel nou dat ik over tien of vijftien jaar – hoop ik – deze vis weer vang op of over de magische grens, dan heb je deze vis, die je zelf hebt uitgezet en op gezette tijden hebt gevangen, op zien groeien van klein naar groot zoals je eigen ouders je vanaf baby naar volwassene hebben zien groeien. Klinkt wellicht allemaal wat zweverig of clichématig. Neem maar van mij aan dat iedereen in zijn leven in een fase komt waarin hij over dit soort zaken gaat nadenken. Ik ben wat dat betreft iemand die altijd vooruit kijkt in het leven. Nu ik de vijftig nader (wat klinkt dat oud!) merk ik dat ik steeds meer omkijk naar het verleden. Ik kan in principe stellen dat ik de helft van mijn leven heb gehad. En dan ga je terugkijken naar wat het je heeft gebracht. De goede dingen maar ook de dingen die je graag anders had willen zien. Iedereen heeft zaken die hij achteraf gezien anders had moeten doen; niemand uitgezonderd. Als je begin twintig bent, heb je nog een hele leven voor je. Dingen die je wilt doen. Dingen die je wilt bereiken. Keuzes die je maakt. Allemaal zaken die je leven vormen en de richting aan je leven geven. En dan kom je ergens uit waar je wilt zijn. Tenminste als het goed gaat. Sommige dingen kun je zelf richting aangeven en sommige dingen overkomen je. Dan is het zoals het is.

SONY DSCIn mijn artikel Oude Rotten in Karpermagazine van 2013 heb ik daar iets overgeschreven. Over de begin jaren van mijn karpervisserij. Die kun je niet vergelijken met de karpervisserij van nu. Toen was er bijna niets te krijgen en moest je veel materiaal zelf maken. En natuurlijk was vroeger niet alles beter, maar – wat ik in het artikel schreef – was het wel spannender. Dat mis ik wel eens in de hedendaagse karpervisserij. Ik kan me bijvoorbeeld niet voorstellen dat hele volksstammen op een klein putje gaan vissen en precies weten welke vissen er rondzwemmen en hoe groot ze zijn. Men wil eerst weten wat men kan vangen alvorens überhaupt de lijnen nat te maken. Persoonlijk vind ik daar niets aan. De verrassing is weg en als je maar goed je best doet en uren maakt, vang je de vissen vanzelf wel. Ik vind dat geen uitdaging. Hou me te goede, iedereen moet op zijn eigen manier zijn visserij maken. En vooral blijven doen als je dat leuk vindt. Maar mijn visserij is het niet. Ik vind dat niet spannend. Als iemand mij weer eens een foto laat zien van bijvoorbeeld Streep, één van de grootste karpers uit een karperput in Drenthe, tja, dan denk ik vaak: “leuk voor je, maar diezelfde foto heb ik al tien keer gezien. Alleen de persoon die de vis vasthoudt is anders.”

Ik veroordeel niemand zijn visserij zoals gezegd. Alleen kan het me niet bekoren. Mijn visserij vindt plaats op de grote uitgestrekte meren van Friesland en die hebben nog steeds zijn geheimen. En daar liggen al jaren mijn persoonlijke uitdagingen. Ver voordat andere karpervissers er neerstreken heb ik mijn ding gedaan en zodra de uitdaging wegviel, ben ik naar andere meren gegaan. Dat ik soms er meer dan een jaar overdeed om bepaalde stukken te doorgronden en of er een karper te kunnen vangen, dat hoort bij deze visserij. Soms viel ik direct met de neus in de boter en soms was het keihard afzien. Dan wist je niet meer waar je het zoeken moest en sloeg de twijfel toe. Het hoort erbij.

Terug naar de vissessie. Tegen twaalven krijg ik op de linker hengel met tussenpozen van een minuut een zakker. Na de aanslag lijkt het of er inderdaad een vis aanhangt, maar nadat ik de twee overige hengels met de toppen onder water heb gelegd, verlies ik het contact en kan ik de boel zo indraaien. De kwiklink die vast in de tube zat, is eruit en het lood hangt vol met rotzooi. Een teken dat weldegelijk een vis met het spul aan de haal is gegaan en de lijn tussen lood en toplood over de bodem heeft gesleept. Maar of ik de vis inderdaad gehaakt heb na de aanslag? Ik waag het te betwijfelen. Losgeschoten tijdens de aanslag? Lijkt me meer voor de handliggend. Hoe het ook zij, een gemiste kans. Voor de zekerheid de onderlijn maar vervangen en de boel weer naar de plek geslingerd. Drie cups met boilies erover heen en het wachten kan weer beginnen.

De rest van de nacht blijft het stil en kan ik een paar uurtjes lekker slapen. Net na zessen is het weer raak. Een schubje van 57 centimeter en 7 pond en 3 ons is de veroorzaker. Snel onthaken en de zaak weer naar de vangende plek gegooid. Ik heb de hengel amper op de steunen of de linker hengel geeft een zakker. Na de aanslag maak ik geen contact. Vreemd. Na het indraaien zie ik wederom dat de onderlijn uit de tube van het lood is gekomen en een stuk hoger op de lijn vastzit in de rotzooi. Wat is hier aan de hand? Ik pieker er een tijdje over. De meest logische verklaring is dat met name kleine karpers met het aas aan de haal gaan en door de lengte van de haar tussen onderkant boilie en haakbocht, wordt de karper slechts licht aan de buitenkant geprikt. Zodra ik de spanning op de lijn breng en aansla schiet de haak los. Of het daadwerkelijk zo gegaan is? Ik weet het niet.

Lichtelijk geïrriteerd kruip ik de slaapzak weer in en denk na over de afgelopen uren. Veel tijd krijg ik niet. Rond achten knijpt de rechter hengel er tussenuit. Ik weet de karper vrij vlot bij de boot te krijgen. Daar zie ik dat ik met een kleine spiegel van doen heb. En net als ik die boven het net wil trekken, schiet de haak los. Dat kan er ook nog wel bij! Maar het bevestigt mij tevens wat ik al vermoedde: kleine schubs en spiegels zijn op de voerplek neer gestreken.

Na tienen ruim ik op. Ik maak op de terugweg nog wat mooie foto’s van broedende watergevogelte en bruggetjes. Ondertussen kom ik tot de conclusie dat het tijd wordt om verder te kijken. De kop is eraf en de uitdaging begint weg te ebben. Volgende week het grote water maar eens verkennen.