23 November 2013

Na het eerste succes met doodaas, ed stelde Cock voor om een dagje verschillende bruggetjes te gaan bevissen met sardines. Hij kende nog wel een gebied in Friesland waar veel vaarten het landschap doorkruisen en waar regelmatig kleine bruggetjes als kleine kunstwerken de vaarten opsieren. Hoewel we afgelopen keer met dode bleitjes en blankvoorntjes visten, zou dit keer sardines de takeltjes opluisteren.

Net voor half acht sta ik op de stoep bij Cock. Uiteraard wordt er eerst koffie gedronken en een dikke twintig minuten later heb ik mijn spullen overgeladen in zijn auto. Onderweg naar de eerste stek filosoferen we over het weer en de mogelijke kansen. Voor de zekerheid heb ik de spinstok en enkele Pakolepeltjes ook maar meegenomen. Stel dat de snoeken geen trek hebben in dooie aasvissen, dan ben je dus mooi beperkt in je mogelijkheden.

SONY DSC

De eerste brug ziet er veel belovend uit. Aan de ene kant rechttoe rechtaan. Aan de andere zijde wordt de brug gemarkeerd door een open rietkraag. Een prachtige plek voor een snoek om in een hinderlaag te liggen. Niet veel later liggen vier hengels op verschillende plekken. Het stroomt licht en dat geeft ons de mogelijkheid om elk met één hengel wat te driften.

 

 

Ondanks verwoedde pogingen om eventuele aanwezige snoeken te verleiden, staan we na een uurtje elkaar wat appelig aan te kijken. “Verkassen?”, vraagt Cock. En als ik hem dat hoor vragen, weet ik al genoeg. Tijd om een andere plek op te zoeken.

SONY DSC

Na tien minuten sturen, komen we bij een brug aan met daar vlakbij een kleine zijtak waar een gemaal het polderwater loost. Bij het eerste aanblik moet ik me er even over heen zetten. Het gemaal staat te draaien en braakt vele duizenden liters bruinsmerig water uit. Hoewel ik er geen enkele fiducie in heb, besluit ik maar een poging te wagen. Cock langs de ene oever en ik op de overkant. Na een kwartiertje geen leven, laat ik de doodaashengels voor wat ze zijn en trek de spinstok uit de auto. Achter de dijk ligt een prachtig helder polderwater. Lijkt mij dat daar mijn kansen op snoek veel beter zijn. Helaas blijken de snoeken niet thuis te zijn. Een half uurtje tactisch smijten levert geen enkele tik op. Dus maar weer verkassen.

Ik herinner Cock er aan dat we enkele jaren geleden in een dorpje zijn wezen trollen waar de snoeken gestapeld lagen. Daar konden we in een paar uurtjes meer dan twintig snoeken in het logboek bijschrijven. Cock is meteen enthousiast en stuurt zonder omwegen naar de brug in het desbetreffende dorp. Weer hetzelfde ritueel. Cock aan de ene kant van de brug en ik aan de andere kant. De eerste doodaashengel schuin onder de brug geplaatst en de tweede hengel gebruik ik om een meter uit de kant de oever af te slepen. Hoewel mijn verwachtingen voor dit stuk torenhoog zijn, krijg ik geen enkele aanbeet. Zowel bij Cock als bij mij blijft het angstvallig stil. Ik besluit om maar beide hengels bij de brug te leggen. Terwijl ik rustig de tweede hengel in slakkengang daar heen sleep, komt Cock met mijn spinhengel aanlopen en start met het uitvissen van de brug. Bij de tweede worp is het raak. Een snoekje van zo’n vijftig centimeter vergrijpt zich aan de Pakolepel. Hè hè, de eerste is binnen.

SONY DSC

Even later zit ik naast de brug lekker uit de wind en met de kop in de zon. Als er eentje ligt, liggen er wellicht wel meer. Naast het feit dat beide hengels waarschijnlijk op een hotspot liggen, zit ik heerlijk in de zon. Als ik niet beter zou weten, zou ik bijna gaan denken dat het voorjaar op komst is. De waarheid is anders.

Een half uur lang geniet ik van de bedrijvigheid in het dorpje en van het zonnetje. Helaas voor mij, maar ook voor Cock, laten de snoeken onze sardines met rust. Ik heb wel in de gaten dat het een moeizame dag gaat worden. Uiteindelijk hou ik het voorzien en loop terug naar de auto. Terwijl Cock en ik de hengels afbreken om in de auto te leggen, zie ik dat de broek van Cock allerlei rode vlekken bevat. En niet alleen zijn broek, ook zijn laarzen zitten onder de rode vlekken. Zoekend naar de oorzaak zie ik al gauw dat Cock hevig bloed uit zijn linkerhand. Terwijl ik Cock wijs op zijn verwonding, lacht hij wat schaapachtig. De snoek had teruggebeten. Een flinke pleister later zijn we weer onderweg.

We rijden over bruggetje wat ik nog herken van een schaatstocht van meer dan vijftien jaar geleden. Hoewel Cock eerst van plan is om door te rijden, stoppen we toch. Even is er twijfel of we aan deze stek wat tijd moeten besteden. Iets in mij zegt om toch maar de lijnen nat te maken en een poging te wagen. Ik wil niet achteraf spijt hebben mijn gevoel niet te hebben gevolgd. De eerste hengel met een halve sardine leg ik tegen de brugpeiler. De tweede wil ik in het midden plaatsen en deze met de stroom onder de brug laten driften. Met een onderhandse zwaai plaats ik de hele sardine met daarboven een driftdobber net over het midden, een halve meter boven de bodem zwevend. Tot mijn grote verrassing zakt de dobber onmiddellijk de diepte in en volg ik de lijn. De snoek die de sardine heeft gegrepen zwemt/ligt ergens op dezelfde plek. Twee seconden later verschijnt het puntje van de dobber en zie ik de dobber richting dukdalf zeilen. Niet langer talmen en aanslaan. Ik mis! Blijkbaar is de snoek net zo groot als de sardine en heeft beide dreggen niet in de bek gehad. Ik baal als een stekker beseffend dat dit wel eens de enige aanbeet van de dag zou kunnen zijn. Ik onderneem nog diverse pogingen om de snoek tot een tweede aanbeet te verleiden, maar het haalt niets uit.

Ik verkas naar de andere kant van de brug om daar maar eens mijn geluk te beproeven. Bovenop de brug staand, laat ik de aasvis net naast de dukdalf op de stroomnaad zakken. Op het moment dat de dobber het water raakt, komt uit het niets een klein snoekje aangestoven die met de bek de dobber aanraakt. Even was ik in de veronderstelling dat het snoekje op de aasvis reageert, maar dat blijkt juist niet het geval. Even is er een patstelling, maar na een paar seconden grijpt het snoekje de dobber en verdwijnt met dobber en al de diepte in, die vrij vlot daarna weer boven komt drijven. Ik moet even hardop lachen. Staan Cock en ik de hele ochtend en een deel van de middag ons best te doen om snoeken te verleiden met sardines, zijn de snoeken veel meer geïnteresseerd in oranje kleuren en dobbers. Voor Cock is het meteen het sein om mijn spinhengel erbij te pakken en beide kanten intensief uit te vissen. Uiteraard van geen enkele snoek een spoor.

We verkassen nogmaals. Vlakbij in de buurt ligt een groot grindgat. Cock wil daar graag het eventjes proberen. Vervelende is dat ik het water niet goed ken en al helemaal niet hoe het diepteverloop is. Terwijl Cock de twee hengels globaal op het vermoedelijke talud legt, ben ik eerst een tijdje zoet om een stek te zoeken waar er überhaupt een talud is. Uiteindelijk vind ik die wel, maar ik zie het niet zitten. Tijd voor koffie en broodjes. De hond van Cock, die ook mee is, vindt mij plotseling bijster interessant. Ik moet dan ook met hand en tand mijn zak met krentenbollen verdedigen. Gelukkig win ik de strijd.

Na een tijdje houdt Cock het voor gezien. Hij is het met mij eens dat dit water zich niet leent voor een beetje op de bonnefooi bevissen. En je hebt een boot nodig om de taluds te vinden. We beloven onszelf om een volgende keer serieus werk van dit water te maken.

Onderweg naar een volgende stek meldt Cock mij dat hij een superstek weet waar zeker een paar snoeken moeten huizen. Ik kijk hem met de nodige scepsis aan. De ondertoon bevalt me niet. Volgens mij neemt hij mij in de maling. Onderweg passeren we verschillende uitdagende bruggen. Maar elke keer als ik aangeef: “… hier dan maar…?”, is het antwoord ontkennend. Wel valt me op dat de woonplaats van Cock steeds meer dichterbij komt. Ik krijg meer de indruk dat hij met ‘superstek’ zijn eigen huis bedoeld. En als we zijn straat inrijden, ben ik ervan overtuigd dat we niet veel later aan een kop verse koffie zitten. Toch weet hij mij te verbazen. In plaats van de laatste honderd meter naar huis te rijden, stopt hij bij een klein haventje. Volgens Cock  moet het daar maar gaan gebeuren. Ja, ja, zal wel. Hoewel de motivatie meer richting nul is gegaan dan richting de tien, maak ik beide doodaashengels voor de zoveelste keer deze dag weer in orde. Ik maak me dan ook geen illusies; het zal wel weer niets opleveren.

SONY DSC

Ik maak van de nood een deugd en schiet nog een paar prachtige platen van de laatste zon  van deze dag. Er is lichte bewolking opkomst en door het tegenlicht kan ik me even uitleven. Cock sleept tegen beter weten in de dode aasvis nog door het haventje heen.  Maar veel overtuiging gaat er niet van uit. Net na vieren is het mooi geweest. Tijd om de bank maar eens op te zoeken.

SONY DSC