Zoals gepland voer ik enkele dagen van tevoren de diepere stek. Dat bleek overigens een hachelijke onderneming. Met de kleine Vortex met daarachter een benzine buitenboordmotor het grote water op terwijl de wind aantrekt als aankondiging van de storm de volgende dag. De zijsloot uit komen varen en meteen golven van 80 centimeter hoog op je neus krijgen. Toch doorzetten en door wat te spelen met de gashendel, kan ik de golven wat opvangen. Desalniettemin krijg ik heel wat buiswater te verstouwen. Gekkenwerk concludeer ik achteraf. Dit was toch echt op het randje. Toch nog wat mini-aas en bollen langs het talud kunnen strooien.
De dag erna windkracht 9 over het water en gelukkig luwde aan het eind van de middag de wind. Maar omdat ik laat thuis was vanuit het werk, niet meer kunnen voeren. Klinkt lullig, maar ik had echt de puf eruit. Normaliter houd ik de discipline erin. Nu was de grens wel bereikt. Tegelijkertijd baal ik er wel van. Het reduceert wel je kansen en dat het werk je kansen ook nog torpedeert, is niet iets om blij van te worden.
Vandaag wordt mijn voortuin onderhanden genomen en dat betekent dat ik pas laat kan gaan vissen. Na een dagje boomstronken sleuren en dergelijke, kan ik aan het eind van de middag pas vertrekken. Als ik twee uren later op de stek aankom, is daar een speedboot met drie knurften erin precies boven het talud aan het heen en weer raggen. Dat reduceert meten mijn kansen besef ik maar ik hoop dat gedurende de nacht de karpers terug zullen keren. Al met al kan ik tegen half 8 in het schemerdonker pas mijn hengels uitvaren. Daarna eten en even acclimatiseren van de afgelopen dagen.
Als ik na de klok van tienen buiten de kap wat over het water sta te staren, zie ik in de verte een toplicht over het water verplaatsen. Blijft die eerst op afstand, maar niet veel later komt die mijn kant op. Ik heb direct in de smiezen wat er aan de hand is. Een stel idioten zijn met een zeilboot het grote water opgegaan. Een paar minuten later komt de boot recht op mijn af en als ze binnen een afstand van 100 meter zijn, schijn ik mijn Maglite recht op hun boot. Ik roep dat ze moeten omdraaien, maar de heren zijn blijkbaar in kennelijke staat (alcohol) en reageren niet. Als vlak bij mij zijn begin ik helemaal te brullen en eindelijk horen ze me en draaien bij. Ik volg ze met de Maglite om even daarna tot mijn grote ergernis te constateren dat ze bijdraaien en weer recht op mij afkomen. En direct daarna krijg ik twee fluiters op de hengels ten teken dat die klote boot door mijn lijnen gaat. Dus de heren maar even medegedeeld wat ik zo langzamerhand van hun actie vindt. Ze draaien uiteindelijk bij en ik blijf ze met de Maglite volgen totdat de afstand tussen hen en mij is vergroot. Even later hoor ik een hoop scheldwoorden mijn kant opkomen en laten ze overduidelijk weten dat ze niet blij met dat licht zijn. Goed nieuws voor hen: ik ben ook niet blij. Als ze bijna buiten mijn range zijn, doe ik de lamp uit en volg hun toplicht over het water. Als ze de grote vaargeul willen oversteken, komt daar net een groot vrachtschip aan varen. De mannen in de zeilboot verwachten blijkbaar dat de grote boot wel bij zal draaien en handhaven hun koers, op ramkoers met de boot. Als ze elkaar dicht zijn genaderd, krijgen ze het toch benauwd want ze schijnen met een klein lampje op hun zeil om aan de beroepsschipper kenbaar te maken dat ze daar aan het zeilen zijn. Maar die beste man kan met zijn grote vrachtboot geen kant op. Ten eerste vanwege de snelheid (remmen gaat niet) en ten tweede omdat hij aan weerszijden tegen de ondiepte aanloopt; hij moet de betonning van de geul blijven volgen. Voor zover ik van afstand het geheel kan volgen, gaat het net goed en wordt de zeilboot net niet overvaren. Wat een idioten!!!
Door dit gedonder, de eerdere speedboot en de hoge golven door de stevige wind, kan ik de twee hengels waar de zeilboot in heeft gezeten niet opnieuw uitvaren. Om met 1 hengel verder te vissen is een optie, maar wel een waardeloze. Wat te doen? Blijven zitten of verkassen? Ik wik en weeg en ik kom tot de conclusie dat blijven meer ellende gaat opleveren. Binnen een half uur heb ik de hengels ingedraaid en de steekstokken los getrokken en vaar naar mijn oude stek die een eindje verderop ligt. Binnen 3 kwartier heb ik alles weer klaar en duik direct de slaapzak in. Ik ben redelijk kapot en kan mijn ogen niet meer openhouden.
Ik slaap in één ruk door en wordt half negen wakker. Alles ziet nog hetzelfde uit op 1 ding na. Vlak bij mijn stek hebben ze weer zo’n boei uitgezet om het winter stiltegebied voor de ganzen te markeren. Als sportvissers worden we geacht deze gebieden te respecteren en de ganzen met rust te laten. Normaliter doe ik dat wel, maar nu denk ik er anders over. Daar komt nog bij dat elke dag een stel jagers aan de grens van dit gebied volop op de ganzen jagen in opdracht van de boer en de provincie. Dan valt een dergelijke boei en gebied niet te rijmen met de werkelijkheid. Ik heb dan ook besloten me niks van die boeien aan te trekken en mijn eigen plan te volgen, mocht dat zo uitkomen.
Tegen half elf ruim ik alles op en vaar tegen de hoge golven in terug naar de trailerhelling. Twee keer achter elkaar een blank. De temperatuur daalt en de vissen zijn weggetrokken. Ik kom tot de conclusie dat voor dit jaar dit gedeelte van de boezem geen karpers meer gaan opleveren. Het wordt tijd om de laatste goede weken van dit najaar ergens anders te gaan vissen waar ik wat meer kans van slagen heb. De winter is niet ver weg meer en ik moet de laatste weken er nog even van profiteren. Ik merk dat ik al met een scheefoog naar mijn snoekspullen zit te kijken. Die tijd zit er ook aan te komen. Maar voorlopig nog even niet.