1 Februari 2014

Drie weken niet kunnen vissen en dat terwijl het ideaal weer was om een dagje op het water te dobberen. De eerste zaterdag ging verloren vanwege een clinic Kickboksen die ik voor mijn team op mijn werk had gewonnen. Nou ja, for sale prijs? Wel eens een kickboksles gevolgd van anderhalf uur van een zesvoudig wereldkampioen? Je weet niet wat je mist.

 

Ik ben nu een kwartier bezig met afzien. Nu al gesloopt. Met een hoofd dat op ontploffen staat en ik moet een paar keer het energiedrankje van sinaasappelsap, banaan, bleekselderij en spinazie terugslikken dat we een half uur geleden moesten opdrinken. Zou goed zijn voor de training en energie geven. Mijn god, wat heb ik een spijt dat ik die rommel heb opgedronken. De groene drab was al op voorhand niet aantrekkelijk, maar nu vervloek ik mezelf dat ik het toch heb opgezopen. Mijn armen lijken wel van lood en de knieën krijg ik al bijna niet meer omhoog. Op de achtergrond klinkt Marokkaanse muziek met een zweempje trance. Dit om het tempo van de oefening aan te geven. Mij hart bonkt hard in mij hoofd als een oude dieselonderzeeër. Het zweet giert uit al mijn poriën en de druppels vallen op de houten vloer met een onregelmatig tikken. Gezien de staat waarin de vloer verkeerd, zijn hiervoor honderden liters zweet als een zwak stromende rivier afgevoerd naar  onbekende stemming.

“Ja mensen, gewichten pakken en heffen die armen. Kom op, look doorgaan. Hoger die armen!” In de verte hoor ik Fouad – de trainer – ons aanmoedigen. Was het zonder die kilo gewichten al zwaar, nu protesteren al mijn armspieren. Om mij heen hoor ik slaapkamergeluiden alsof ik in één of ander vage erotische film ben beland. Daar had ik toch een andere voorstelling van.

Weer voel ik de groene drab omhoog komen en in mijn keel branden. Het wil eruit, maar ik weiger om op te geven en naar het toilet te rennen. Ik doe verwoede pogingen om het terug te slikken. Het lukt, maar kost veel energie. Energie wat ik bijna al helemaal heb verbruikt. Mijn hele lichaam schreeuwt om te stoppen. Opgeven? Nee, never! Knop omzetten. Doe wat je in het verleden hebt geleerd. Negeer de signalen. Ga door!

Met een lager tempo weet ik het alsnog vol te houden. Mijn lichaam probeert de signalen door te geven aan mijn hersenen. Maar die ontvangen het niet. Ik sluit mij volledig af en focus mij op één punt in de sportzaal. In de verte hoor ik Fouad aanwijzingen geven en laat ons een andere oefening doen. Braaf voer ik die uit. Het lichaam staat in de automatische piloot. Het besef van tijd en omgeving vervaagt.

Plotseling word ik ruw uit mijn trance gehaald. Alle alarmbellen gaan af! Mijn lichaam heeft toch contact mijn hersenen gekregen. Mijn  oren suizen. Honderden hamers staan aan de binnenkant van mijn schedel te rammen. Mijn benen worden slap en  ik zie mijn omgeving van licht naar donker gaan. Ook voel ik wederom de zure drab in mijn keel; ik kan geen zuurstof inademen. Iemand doet het licht uit. Snel handelen nu. Uitstappen, zitten en hoofd tussen de knieën. Ik probeer adem te halen, maar de kots zit in de weg. Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd. Niet in paniek raken nu. Controleren en beheersen. Het lukt me wederom om het terug te slikken en kan weer zuurstof naar binnen zuigen. Ik kan met moeite opstaan en loop even naar de hoek toe om op een laag kunststof bankje te zitten. Met een scheef oog kijk ik naar Fouad verwachtend dat hij naar me toe zal lopen en me de huid vol zal schelden om me weer in de beweging te krijgen. Kijken of ik daadwerkelijk tot het gaatje ben gegaan. Herinneringen komen boven aan die weken in juni 1992. Toen werd ik met mijn toenmalige collega’s tijdens onze opleiding op het sportveld van de Engelbrecht van Nassaukazerne in Roosendaal in anderhalf uur lichamelijk gesloopt. De hindernisbanen, touwbanen, klimtorens en speedmarsen in die weken waren zwaar maar beter te doorstaan dan die martelgang op het sportveld. Toen wist ik dat je ook nog spieren had op plekken waar je ze nog nooit had gevoeld. En waag het eens te verslappen. Dan stonden de instructeurs in de rij om je voor alles en nog wat uit te maken. Om je aan te sporen nog dieper dan diep te gaan. Je fysieke grenzen verkennen en liefst daar nog flink overheen gaan. Daar leerde ik wat mijn lichamelijke grenzen waren en zelfs te verleggen . Toen was ik flink afgetraind, vijfentwintig jaar en vijftien kilo lichter.   

Fouad laat mij met rust. Mijn ademhaling zakt en ook mijn hartslag daalt, al blijft die nog boven de honderd. Na vijf minuten wil ik weer meedoen, maar het lijkt me verstandiger om eerst mijn mond en keel met water te spoelen. Die zure smaak wil ik kwijt. Een paar minuten later ben ik terug. De warming-up zit erop. Ik heb nu even tijd om mijn collega’s te bemonsteren. Die lijken ook ver van fris. De blik in hun ogen verraad dat ook zij tot het gaatje zijn gegaan. Bij enkelen zie ik zelfs een verwijt. Prijs? Wat heb je ons als kantoorridders aangedaan?! Clinic? Dit is meer een strafexpeditie! Ik kan er niets aan doe. Het is ook niet mijn keuze, maar ik snap hen wel. En er is geen weg terug. We zijn er en moeten er het beste van maken. Of is het meer overleven? Nog een uur te gaan. Bokshandschoenen en scheenbeschermers aan en nu pas leren we de specifieke technieken die bij deze sport horen. Mijn lichaam gaat in de herstelstand en zowaar begin ik de clinic leuk te vinden. Na een kwartier is het uit met de pret. Donkere wolken pakken opnieuw samen. We moeten een grondmatje pakken en de rug- en buikspieren zijn aan de beurt. Nat van het zweet voeren we allerlei oefeningen uit in setjes van ze elk van veertig seconden. Links en rechts van me sterven er een paar.  Ondanks het zeer slechte begin kan ik deze oefeningen redelijk makkelijk doorstaan. Links hoor ik iemand steeds de tijd aftellen. Die eindigt bij nul. Gelukkig volgt geen explosie, maar diepe zuchten ten teken dat wederom geweldig wordt afgezien. Het blijft pittig met een hoofdletter P. Na een half uur mogen we de matjes wegleggen en mogen we het laatste kwartier op snelheid de eerder geleerde stoot- en traptechnieken uitvoeren. En met de snelheid komt ook meer kracht vrij.

Na een voor de meesten een lijdensweg, is het eindelijk afgelopen. Helemaal naar de kloten kunnen we douchen en naar een restaurant voor een nazit. Ik voel mijn kuiten nu al zeer doen.

Na afloop sta ik buiten en ik voel dat de zon zijn warme stralen tot in mijn huid laat doordringen. Ik vloek zachtjes. Ik had vandaag heerlijk in de boot kunnen dobberen. Proberen snoeken te vangen wat ons al een paar weken moeizaam lukt. En als het toch niet wil te genieten van het mooie weer. Daarentegen me lichamelijk laten slopen en daarvoor een vrije zaterdag opgeofferd. Ik mag dan wel weer een ervaring rijker zijn, maar ik had graag vandaag andere prioriteiten gesteld.

De volgende dag krijg ik de eerste mailtjes binnen. Allemaal hebben ze spierpijn. Eentje had zelfs het gevoel door een vrachtwagen te zijn overreden. Ik kom er nog genadig vanaf. Alleen mijn kuiten doen zeer en traplopen gaat erg moeizaam. Ondanks de lijdensweg, is het goed geweest voor mijn team. Je ondergaat allemaal hetzelfde en word je uit je comfortzone gehaald. Daarnaast heb ik veel meer respect gekregen voor de kickboksers die dit voor hun brood doen. En als laatste is het voor mij een wake-up call. Tijd om mijn conditie weer eens op te voeren. Een dag later de sportschoenen van het stof ontdaan en weer begonnen met hardlopen. Gaan met die banaan!

De tweede zaterdag kon ik niet beschikken over de boot. De firma Bootkapje heeft een aantal aanpassingen aan de cabriokap gedaan en hadden meer tijd nodig dan verwacht. Tevens waren de weersvoorspellingen ook niet geweldig (rond uit slecht) dus was het niet zo’n ramp. Dat die zaterdag de voorspellingen in zijn  geheel niet uitkwamen, is een ander verhaal.

Maar goed, met Cock afgesproken dat we de met de boot zouden gaan vissen in de stad nabij mijn woonplaats. Snoek zit er zat alleen ze tot een aanbeet verleiden is wat lastiger. Er wordt erg veel op deze dames gevist dus het zou alles behalve makkelijk worden. Gelukkig weet ik een paar stukken waar de andere roofvissers niet komen. Ik sprak met Cock af dat we juist die gedeelten secuur uit zouden vissen.

Ik wilde voor het eerste licht op het water zijn en de vroege aasperiode meepakken. Helaas ging dat niet door omdat Cock met zijn hond zit. Die heeft blijkbaar ook regelmaat nodig om niet uit z’n hum te raken dus mijn plan ging de prullenbak in.

Geheel volgens verwachting is het ’s ochtends kloteweer. Harde wind kracht zeven en regen. Geen fijne start van de dag. De voorspellingen zijn dat het medio de dag op zou klaren. Ik zit al twintig minuten op Cock te wachten als hij eindelijk de straat inrijd. Snel zijn visspullen inladen en we zijn onderweg. Niet veel later zijn we bij de trailerhelling. We zijn de enigen. Het traileren van de boot is zo langzamerhand een routineklusje. Auto wegzetten, hengels klaar maken en weg zijn we.

Het eerste stuk trollen we de kanten af richting de binnenstad. Het blijft stil. In de binnenstad zien we grote vissen voor de boot wegdraaien. Ook zie ik op de dieptemeter dat het hier gestapeld ligt met prooivissen. Ik hoop door met pluggen door de scholen heen te varen een reactie uit te lokken van de aanwezige snoeken. Ongetwijfeld liggen ze er. We varen ettelijke keren het stuk af. Geen reactie op de verschillende pluggen en shads. We besluiten uiteindelijk om dit gedeelte te verlaten en naar een stuk te varen waar botenhuizen zijn gesitueerd. Daar aangekomen, kammen we het stuk eerst uit met verschillende pluggen. Ook nu geen aanbeten. We proberen het met dode aasvissen en ook dat blijkt na een uur geen succesvolle methode. Cock en ik overleggen. Wat nu te doen? Cock stelt voor om terug naar de binnenstad te varen en daar dan met dode aasvissen aan de slag te gaan. Hoewel het in theorie goed klinkt, vermoed ik dat we te laat zijn. In ochtendperiode hebben waarschijnlijk de snoeken zich al volgevreten en zullen weinig trek hebben in nog een extra sardine. Maar goed, je weet nooit. Met hernieuwde moed varen we terug.

Als  we vlakbij de beoogde stek zijn, en onder een brug door willen varen, zien we van de andere kant net een andere roofvisboot onder de brug varen. Ik rem af en wacht dat ze eronder door zijn. Vlak voor ze onder de brug vandaan zullen varen, zie ik enige commotie in de boot ontstaan. Half hardop zeg ik tegen Cock:”Wat zijn ze aan het doen? “ “Geen idee. Ze zitten zeker te klooien.” Cock zit gebiologeerd naar de verrichtingen te kijken. Nee joh, volgens mij hebben ze er eentje aan te hangen.” Langzaam dichterbij varend zie ik de stuurman een dikke snoek voor zijn vismaat uit het water tillen. De snoek schat ik rond de meter. Het valt me op dat het beest moddervet is. Mijn conclusie is dan ook dat we gewoon te laat zijn. Als  de mannen de foto’s hebben gemaakt en de snoek weer hebben laten zwemmen, informeren ze ons dat het de tweede meter van de dag is. Verder hebben ze nog niets gevangen, maar ze zijn dik tevreden. Ik feliciteer hun met de vangsten, maar ondertussen heb ik behoorlijk de pé in. Niet dat ik ze de vissen niet gun, integendeel zelfs, maar het feit geeft wel aan dat Cock en ik iets toch niet goed doen.  We varen onder de brug door en zetten vier hengels uit met dode aasvissen. In afwachting van een aanbeet pieker ik mij suf. Waarom krijgen we geen beet? Wat moeten doen om de snoek wel te activeren? Uiteindelijk trek ik de conclusie die ik al eerder had getrokken. De snoeken liggen hier midden in de scholen met prooivissen. Ze vreten zich in een korte tijd vol en liggen de rest van de tijd te vegeteren. Alleen wanneer ze azen, weet ik niet. Ik vermoed de vroege ochtend en wellicht in de late middag/avond. En aangezien ze de klappen van de zweep kennen vwb het vissen met pluggen, is dat ook niet direct iets wat het verschil maakt. Maar toch kunnen ze verleid worden om een plug te grijpen. M.i. pure agressie wat tot een aanbeet leidt. Dat hebben de vissers in de andere boot wel bewezen.

Ik deel uiteindelijk mijn gedachten met Cock. Hoewel we best wel op de goede plek zitten en stiekem blijven hopen op een aanbeet, zijn we er snel over uit. We kunnen beter gaan trollen. De grote ratelpluggen gaan overboord en vissen dit gedeelte een paar keer af. Zoals valt te verwachten, worden de pluggen volkomen genegeerd.

We varen naar een ander gedeelte waarvan we weten dat er ook wel snoek ligt. Ook hier een paar rondjes gevaren. Weer zonder resultaat. We proberen bij een brug het nogmaals met dode aasvissen. Geen actie. Wel zien we een aantal wedstrijdvissers zich ongans vangen aan prachtige blankvoorns. Die zouden we goed kunnen gebruiken als aasvissen. Het geeft in ieder geval aan wat we op de dieptemeter ook al zagen, dat het hier gestapeld ligt met vis.

Omdat de vistijd langzaam op raakt, besluiten we weer een ander gedeelte te bevissen. Al trollend varen we daar naartoe. We kammen de havens diverse keren uit. Cock krijgt één aanbeet die snel losschiet. Vervolgens gebeurt mij hetzelfde.  Daarna blijft het stil. Pas in de laatste haven haak ik een snoekje van een centimeter of zestig en redt de visdag. Ik onthaak de snoek in het water zodat die niet tijdelijk aan zijn biotoop wordt onttrokken. Aan de ene kant ben ik blij met de vangst, maar aan de ander kant baal ik als een stekker. Vanaf begin december wil het allemaal niet vlotten. Op internet lees ik meer verhalen dat het niet echt wil lopen. Derhalve zijn we niet de enigen die weinig vangen. Wellicht wisselen we te vaak van techniek en moeten we vasthouden aan het trollen met pluggen. Als het niet echt wil, probeer je toch op één of andere manier de vangende methode te vinden. Misschien willen we te graag of misschien vissen we stekken niet secuur genoeg uit. Misschien vissen we met de verkeerde pluggen of shads. Of misschien hebben we gewoon pech. Of misschien zijn we gewoonweg niet vaardig genoeg. Veel vragen en weinig antwoorden. Ook dit is vissen. Toch kan ik hier geen vrede mee hebben. Genoeg om over na te denken.

SONY DSCNaar de trailerhelling varend, bespreken Cock en ik de visdag en filosoferen over wat we fout doen. Ook Cock zijn humeur heeft eronder te leiden. Bij aankomst bij de trailerhelling heeft hij de neiging om zijn hengels in de plomp te gooien. Gelukkig bedenkt hij zich op het laatste moment. Zou natuurlijk zonde zijn. Ach, hij zal vanavond vast wel een glaasje  wijn drinken. Dat zal zijn zwaarmoedigheid wel verlichten.